Boven: Bram en Gré Nottelman met Ton Blok (links) en
niet te vergeten de Gouden Zweep, de kopie uit de dertiger
jaren die voor één keer de ereplaats in de huiskamer
even heeft verlaten. Het zijn de hoofdrolspelers uit dit verhaal.
Onderstaand artikel van Douwe Frerichs komt uit het
vakblad "Draf & Rensport" nr. 39 van 24 mei 1995.
Een zweep is voor aan de muur,
niet om mee te slaan!
door Douwe Frerichs
subtitel:
De leermeester, de leerling en hun zes Gouden Zwepen
Voor de zevende en laatste maal in zijn roemruchte loopbaan zal
Yellowa a.s. zondag deelnemen aan de koers waarin hij zo beroemd
is geworden: De Gouden Zweep. Drie jaar achtereen stonden Blok en
Prins Bernhard oog in oog en dat resulteerde erin dat in 1991 Blok
de kostbare replica in definitief bezit kreeg.
Nu lijkt deze kopie in de verste verten niet op het in 1883 door
Koning Willem III uitgeloofde origineel, dat - zo plegen we jaarlijks
te vertellen - slechts eenmaal per jaar door de loodzware kluisdeur
van de Nederlandse Bank wordt gevoerd om onder politie-escorte via
afgezette kruispunten in ijltempo naar Prins Bernhard te worden
gebracht voor de huldiging. Die gelijkenis (sprekend) vertoont echter
wel de zweep, die al zestig jaar het trotse bezit van Gré
en Bram Nottelman is. Het fraaie voorwerp hangt gewoon aan twee
spijkertjes boven het bankstel in de huiskamer! In dit speciale
Gouden Zweep-artikel halen twee rijders, die elk driemaal een Gouden
Zweep wonnen, herinneringen op. Ton Blok (IJmuiden, 1944) in gesprek
met zijn oude leermeester Bram Nottelman (Petten, 1907). Douwe Frerichs
hanteerde blocnote en potlood.
Ton Blok is zichtbaar gespannen als we in zijn nieuwe, van ME-transporter
tot paardenwagen omgebouwde bus in de richting van het Noordhollandse
Bergen rijden. "Bij Bram Nottelman leerde ik het vak. Voor hem koester
ik grote bewondering, daarom ben ik een tikkeltje nerveus." Nog
roder wordt het gezicht van de antiekhandelaar als hij schoorvoetend
toegeeft driejaar niet te zijn langsgeweest bij het echtpaar. "Veel
te lang, maar het gaat ook allemaal zo snel", klinkt het verontschuldigend.
Als we even later de Wikkeweg opdraaien veert Gré soepel uit haar
stoel omhoog, ze zwaait. We worden gastvrij onthaald met koffie
en gebak. De spanning is meteen gebroken en met ons vieren duiken
we in het verleden. Veel naar de baan gaat Bram Nottelman niet meer.
"Als ze de zweep verbieden, dan komen we weer", grapt Bram Nottelman.
Later zal blijken dat de opmerking een kern van waarheid bezit.
"Bij deze sport is het alles of niets. Of je volgt de koersen en
uitslagen en gaat wekelijks, of nooit. Zo af en toe is niks, dan
ken je de paarden niet. Nee, we komen bijna nooit meer op de koers.
Ik heb er ook moeite mee als mensen me herkennen en aanspreken,
die ik op mijn beurt niet goed kan thuisbrengen", vervolgt hij gezeten
in zijn beste fauteuil.
"We kijken wel vaak naar Engeland, naar de rennen. Dat is prachtig.
Daar heeft het koninklijk huis nog veel belangstelling voor de sport,
ze zouden hier ook op zoek moeten naar een opvolger van Prins Bernhard."
Zijn vrouw Gré vult aan: "Belangstelling van het koninklijk huis
is de beste P.R. die men kan wensen." Ook zij komt als dochter van
de destijds bekende trainer Luut Ensingh uit de sport. "Ik ben geboren
op Duindigt. Later heb ik nog als amatrice gereden en enkele malen
gewonnen", zegt Gré terwijl we koffie krijgen. Tussen neus en lippen
door wijst zijn vrouw ons erop, dat het gehoor van de 88-jarige
oudgediende wat minder is geworden. Daar is, als Bram over zijn
favoriete onderwerp verhaalt, helemaal niets van te merken.
Leeuwarden
In de woonkamer is de gouden zweep al zestig jaar prominent aanwezig.
Plakboeken komen op tafel wanneer ik informeer naar de herkomst.
"Voordat de Gouden Zweep in 1956 door de N.D.R. in ere werd hersteld,
was de koers er ook. Hij bestaat immers al tweehonderd jaar. Deze
zweep won ik in 1936 op de Wilhelminabaan in Leeuwarden. Enkele
jaren achtereen loofden ze daar een exacte kopie van de echte zweep.
Er moeten er nog meer van zijn", herinnert Bram Nottelman zich.
Een geel kranteartikel uit het 'Zondagblad der Leeuwarder Courant'
meldt dat Bram de koers won met de schimmel Clara Bascom en de Zweep
uit handen van de voorzitter van de Friesche Sportclub, de heer
J J. Boelstra, ontving. "Ik ben er zuinig op, maar in de oorlog
heb een stukje goud afgeknipt voor een kroon, met een hoeftang".
lacht de Noordhollander. "Aanvankelijk werd ik bespot, omdat ik
steevast zonder zweep reed. Het is nog steeds mijn overtuiging dat
een draver niet harder loopt op een tik met de zweep. Ton Blok heeft
dat later met Yellowa helemaal bewezen", meent Bram Nottelman. Blok
knikt. Verbaasd hoort Nottelman dat Ton in Zweden weleens een fikse
boete moest incasseren vanwege overmatig zweepgebruik. "En ik naar
het comité om de heren te vertellen dat ik helemaal geen zweep meehad,
ze hebben de boete daarna niet kwijtgescholden maar verlaagd. "Ondoelmatig
aansporen met de leidsels, werd er van gemaakt", aldus Ton Blok.
Bram Nottelman weet dat hij juist extra publiciteit kreeg vanwege
zijn paardvriendelijke rijstijl. "Er was een journalist van het
Vrije Volk, dat was een echte fan. Nooit schreef die krant over
de drafsport, maar over mij kwamen er hele verhalen", vertelt de
frêle paardeman met gepaste trots. Mensen die al lang op de baan
komen herinneren Nottelman zich van topdravers als Tabor, Vanadis,
Gratie Hanover, Seigneur Bascom, Quintus Harvester, Vrijdag en -
een korte periode - Theo Messidor. Als Bram Nottelman eenmaal op
zijn praatstoel zit blijkt aan elk paard en aan iedere periode een
heel verhaal vast te zitten. Met het levensverhaal van deze man
is een boek te vullen.
Boven: Bram Nottelman ontvangt de Gouden Zweep,
uit handen van dhr. J J. Boelstra te Leeuwarden, in 1936.
Naar de markt
Bram Nottelman is zijn hele leven al met paarden in de weer. Hij
groeide op in Petten, maar van zijn ouderlijk huis is niets meer
over. Petten werd in de tweede wereldoorlog in zijn geheel gesloopt
voor de Atlantic-wal. "Mijn vader was veehouder en zuivelhandelaar,
zijn hobby was het beleren en betuigen van jonge paarden. Daar had
hij zomaar een goede kijk op. Hij kocht de viervoeters op de markt
en verkocht ze enige tijd later voor een goede prijs." Om de aandacht
op de makheid van zijn koopwaar te vestigen stuurde Brams vader
hem als jochie van een jaar of zes alleen naar de smid. "Maar de
boeren drongen altijd voor. Daardoor kregen de paarden grote honger
met als gevolg dat we in sneltreinvaart terug naar huis gingen;
zodoende leerde ik goed rijden. Ik groeide dus op tussen de paarden
en reed als klein jochie al mee in kermisdraverijen. We hadden ook
wel eens een korte-baan op het strand, dan zat het duin vol met
volk, het leek wel een tribune. Ik won die strand-race bij Egmond
driejaar achtereen. Toen hadden ze ineens geen geld voor een beker
en werd de boel afgelast", herinnert Bram Nottelman zich nog feilloos.
Zijn liefde voor dravers was de oorzaak dat hij het vak inging.
"Dat kon toen zomaar, vergunningen, opleidingen en diploma's kende
men toen niet en dus was het een kleine stap naar het langebaanwerk."
Bram Nottelman vestigde zich in St. Maartensbrug in de Zijpe waar
zijn vader een leegstaand bollenbedrijf voor hem kocht. Hij beleefde
met steun van een paar eigenaren een moeizame start. "Mijn vader
was ervan overtuigd dat ik het niet zou redden en dus stak hij verder
geen hand uit. Ik kon geen cent van hem lenen", zegt Bram Nottelman.
"In die periode was een dagje koersen in Groningen een wereldreis.
We gingen twee dagen eerder van huis. Eerst met de trein naar Enkhuizen,
dan met de pont naar Stavoren en vanaf daar weer verder met de trein.
Ach, voor de oorlog was de mooiste periode. Als je wat verdiende,
verdiende je meer dan tegenwoordig. Van een eerste prijs van ƒ 350
kocht ik twee sulky's. Haver kostte 2,5 cent per kilo, stro slechts
ƒ 7 voor een ton. Ik had al gauw een paar leuke paarden zoals Gratie
Hanover - de beste ooit - en Clara Bascom op stal en verkocht er
soms ook eentje met een leuk winstje. Het ging allemaal heel gemoedelijk,
totdat die smerige oorlog kwam", klinkt het bijna verbitterd.
Onderduiker
Die oorlogsjaren gingen ook aan Bram Nottelman niet zomaar voorbij.
Hij had in die periode een goedlopende stal. Niet zonder trots -
en terecht - vertelt Bram Nottelman hoe hij in die moeilijke periode
een Joodse staljongen onderdak verschafte. "Hij heette Werner Stengel,
maar we noemden hem Martien van Dasselaar. Een hele vriendelijk
jongen van 23 jaar. Hij zat op zijn vorige adres opgesloten op zolder.
Bij mij kon hij gewoon meewerken. Dat vond hij natuurlijk prachtig.
Hij ging zelfs mee naar de koers. De meesten wisten niet dat hij
een Jood was. In Alkmaar ging het best, daar merkten we niet veel
van de bezetter. Eenmaal zijn we op Duindigt geweest, maar dat was
levensgevaarlijk. Je reed zo onder de vlaggen met de hakenkruizen
door. Dat hebben we eenmaal gedaan, daarna nooit weer", klinkt het
vol afschuw. Maar dat ook Alkmaar niet aan de aandacht van de bezetter
ontsnapte werd op een angstige koersmiddag duidelijk. De Duitsers
hielden een razzia en sloten het sportpark hermetisch af. Jan de
Vlieger kwam aangerend om te waarschuwen. Martien had geen kans,
maar ik spande snel een heet paard in en zei alleen tegen hem dat
hij in een vlot gangetje richting de uitgang moest rijden. Direct
ben ik naar een soldaat gestapt om hem te waarschuwen dat er een
heftig paard aankwam. De mof had zijn proppeschieter in de aanslag,
maar deed prompt het hek open. Het zweet liep over mij rug." De
onderduiker werd zo snel mogelijk naar een veiliger adres overgebracht.
Na de oorlog emigreerde Martien naar Amerika, waar hij lang werkte
bij een beroepstrainer. Voor hij vertrok werd Bram Nottelman uitgenodigd
bij de familie voor een afscheidsdiner. "Ja, en toen werd op een
zilveren schaal een speciaal gerecht geserveerd: gezoete karper
met kaneel. Dat kon ik niet door mijn keel krijgen. Het
was pijnlijk maar ik heb beleefd bedankt." De vriendschap tussen
Bram Nottelman en zijn joodse vriend heeft lang standgehouden, maar
enkele jaren geleden kwam Bram Nottelman erachter dat zijn voormalige
staljongen was overleden.
De echte Zweep
Nadat Roland met Piet Strooper in 1956 als eerste de Gouden Zweep
nieuwe stijl gewonnen had, sloeg Bram Nottelman een jaartje later
toe met Quintus Harvester; in 1.28,2 over 2420 m, overigens de matigste
tijd ooit. Het gebeurde in Groningen. "Dat is niet de baan voor
een Gouden Zweep, die koers hoort thuis op Duindigt", meent Nottelman,
die vertelt dat Quintus Harvester heel gemakkelijk won. "We werden
niet één keer aangevallen." Een jaar later zegevierde Theo Messidor
met Nottelmans toenmalige rivaal Willem Geersen. "Geersen was geen
vriend van mij", zegt Nottelman, die er onmiddellijk aan toevoegt
veel respect voor de vakman Geersen te hebben gehad. "Geersen was
veel meer een zakenman dan ik, veel manser ook. Wat hij had, had
ik nog niet half." Ten grondslag aan een minder opgewekte verhouding
ligt het verhaal van Theo Messidor.
Boven: We zoeken nog een scherpere foto, maar
dit is Bram Nottelman met één van zijn beste paarden,
Quintus Harverster.
De voorwaarde
"Theo Messidor bezat ik eerst samen met de fokker, de heer Leeuwenkamp.
Theo stond bij mij in St. Maartensbrug in training. Op een gegeven
moment kregen we een bod van tien mille van een directeur uit Amsterdam,
de heer Daniël, geld dat ik geweldig goed kon gebruiken. We verkochten
de ruin onder voorwaarden, hij zou bij mij in training blijven.
Dat kon je in die tijd keurig vast laten leggen bij de N.D.R. in
Den Haag. Theo werd een crack en dus wilden mijn collega's zo'n
paard ook graag trainen. Ik had ook Tabor op stal en hij was de
favoriet in de Derby. Hij won en klopte een paard van Geersen dat
eigendom was van Daniël. Geersen heeft de eigenaar wellicht omgepraat,
want na een paar dagen kreeg ik een brief waarin stond dat het niet
naar zijn zin ging, dat Theo te weinig startte en dat hij het paard
bij een ander wilde stallen. Natuurlijk weigerde ik hem mee te geven.
Daarna dreigde de eigenaar hem te laten slachten. Dat moet je maar
doen, zei ik." Uiteindelijk kreeg de N.D.R. er lucht van. Ze schrokken
enorm. Dat zo'n crack bij de slager zou belanden. "We werden ontboden
in Den Haag om de zaak op te lossen. "Beste heren, dat zo'n
paard bij de slager komt mag natuurlijk niet gebeuren", werd
ons verteld. Toen werd voorgesteld de overeenkomst af te kopen wat
prompt gebeurde. Ik ving goed geld, vijftien mille", herinnert Bram
Nottelman zich nog exact. "Daarna hadden we altijd vreselijk veel
lol als we Theo Messidor klopten", geeft Nottelman eerlijk toe.
"Kinderachtig, hè?" Het allermooiste verhaal stamt uit 1960, blijkt
uit vergeelde kranteknipsels: "In de Revanche der Grote Prijzen
ligt Vrijdag aan kop, maar komt Theo Messidor met grote passen naderbij.
De ruin neemt voordeel, maar maakt pal op de streep een sprong naar
rechts en springt door het stek. De pikeur, Geersens assistent Eerenberg,
kieperde zo van de kar, plat in de modder", Nottelman kijkt naar
de foto's van de valpartij en schiet in de lach. "Wat gebeurde er?"
vraagt Ton Blok. "Theo sprong nooit, ik weet het niet, Ton", antwoordt
Nottelman, die zijn zakdoek inmiddels uit zijn broekzak heeft gehaald.
Ton Blok en ondergetekende kijken elkaar aan, Nottelman geeft het
geheim duidelijk niet prijs. Zal de oude baas een brul hebben gegeven,
of een kreet die alleen Theo Messidor begreep? "Ik klopte Theo nog
een keer, in de Grote Fokkersprijs van 1957." Gré Nottelman voegt
er nog aan toe ze ooit als ereprijs een zilveren theeservies - dat
als bewijs uit de kast wordt gehaald - kregen. Dat was beschikbaar
gesteld door een vriend van Geersen. Die ging er voor honderd procent
vanuit dat Theo Messidor de koers zou winnen. "Veertig jaar na dato
heb ik nog lol bij het poetsen." In de koers probeerden Geersen
en Nottelman elkaar zoveel mogelijk te ontlopen. "Ik schreef Vrijdag
niet in voor een grote koers in Groningen, omdat ik Theo Messidor
er tegen zou komen. Geersen dacht precies hetzelfde. Ja, dat durfde
je vroeger niet te vragen als je de paarden inschreef en dus waren
we die zondag allebei op Duindigt. De Grote Prijs in Groningen werd
gewonnen door een paard dat ik zeker had kunnen kloppen", vertelt
Bram Nottelman.
Boven: Theo Messidor gaat rechtsaf en pikeur Freek Eerenberg
valt in de modder. Zat Bram Nottelman hierachter?
Onooglijk
De vijftien mille die Nottelman voor Theo ving investeerde hij in
zijn geheel in dravers. "Vijf stuks, waaronder Vanadis. Ze kostte
niet veel, omdat ze er onooglijk uitzag. Ik zag haar in de verte
stappen en vond dat ze gemakkelijk bewoog, heel natuurlijk, het
kostte geen kracht. Toen ik dichterbij kwam schrok ik. Een stumperig
type met veel te lange oren. Alsof dat nog niet genoeg was, zat
ze ook nog onder de luis, het was heel erg. Mijn vrouw, ze heeft
er ook een beetje verstand van, was kwaad. Man, hoe kan je nou zo'n
ezel kopen, zei ze. Het was de eerste keer dat we ruzie kregen."
Bram Nottelman had het goed gezien. Vanadis werd een van de beste
dravers die hij ooit trainde. Ze won alle klassiekers, waaronder
de Derby. "Dat was de specialiteit van Bram Nottelman", zegt Blok.
"Zijn vakmanschap was het klaarmaken van de paarden. Ze waren er
klaar voor als het moest. Vanadis won de Sweepstakes. de Derby en
het H. Van Wickevoort" zegt Blok. Qua training heeft Ton Blok veel
overgenomen, wat betreft rijstijl hield Nottelman er een andere
tactiek op na. "Ik was een finishrijder. Lang een paard opbergen
en dan in de laatste rechte lijn toeslaan en winnen, het liefst
in een fotofinish", zegt Bram Nottelman. Die tactiek onderhield
hij ook met de schimmel Tabor, een van zijn cracks.
Boven: Huldiging na de Derby 1957:
Vanadis krijgt de sierdeken en Bram Nottelman de krans.
De derde en laatste Derby-overwinning van Bram Nottelman.
Boven: Kenmerkende foto van Bram Nottelman in de eindstrijd:
hij stuurt Vanadis in een Nederland - België naar een afgetekende
zege ten koste van de stevig onder de stok genomen Pikar.
Bram's paarden droegen nooit een opzetbit.
Lastpost
"Tabor". herhaalt Nottelman de naam van de schimmel, "ik kreeg hem
in training van Jan de Vlieger. In een periode dat hij nog aan het
begin van zijn loopbaan stond. De eigenaar maakte zich zorgen omdat
Tabor niet wilde vreten, daarnaast was hij een lastpost tot en met.
De eigenaar vroeg of ik Tabor wilde proberen. Dat leek me natuurlijk
wel wat. Ik vroeg Jan de Vlieger zijn mening. Die bok, zei hij,
neem hem maar mee. Ik kreeg Tabor dus mee en bij mij at hij goed.
Hoe gaat het met vreten, vroeg de eigenaar een poosje later. Ik
legde uit dat er geen problemen meer waren. De oorzaak zat mogelijk
in een tekort aan beweging. Hij kreeg geen honger. Dat wilde hij
niet geloven en dus kwam er een complete delegatie op stal om te
kijken hoe Tabor zijn bak leegvrat. Opgetogen keerden ze weer huiswaarts.
Ik kreeg hierdoor de naam dat alle paarden bij mij goed aten. Niet
helemaal onwaar, want net als Ton Blok dat tegenwoordig doet besteedde
ik veel aandacht aan het voer. Viermaal voeren per dag en aanvullen
met krachtvoer, dat is heel belangrijk." Tabor bezorgde Bram Nottelman
zijn tweede (eigenlijk derde) Gouden Zweep-succes. De foto's in
het plakboek geven aan dat een jonge Koningin Beatrix haar vader
die dag vergezelde. Tabor won de Gouden Zweep met grote overmacht.
Hij klopte Quicksilver S. "Maar dat was toen nog niet de grote vedette
die hij later werd", zegt Bram Nottelman. Ook de huldiging met Prins
Bernhard herinnert Nottelman zich nog. "Ik was best zenuwachtig.
De prins overhandigde de zweep en zou net wat gaan zeggen. 'Het
is een mooi paard ... En hup, daar begon de fanfare. Ik verstond
geen woord meer. Daarnaast was Tabor zo fris dat hij niet wilde
stilstaan. Prins Bernhard moest rennen met de krans. Het verliep
duidelijk niet helemaal volgens het boekje!"
Boven: De laatste meters van de Derby 1955: Tabor (Bram Nottelman)
heeft medefavoriet Tira (Willem Geersen) verslagen.
Boven: Tabor (Bram Nottelman) klopt Quicksilver S (M. Vergay)
in de Gouden Zweep 1958.
Boven: Prins Bernhard hangt Bram Nottelman de krans om
bij de huldiging van Tabor als Gouden Zweep-winnaar van 1958.
Ongeluk
Het einde van Nottelmans koersloopbaan kwam zeer onverwacht. In
1962 was hij betrokken bij een valpartij in Hilversum. Een valpartij
die ertoe leidde dat de N.D.R. de bekende rijderspet verbood en
het gebruik van een veiligheidshelm verplicht stelde. Bram Nottelman
reed zijn stalcrack Vrijdag. "Het was mijn eigen schuld. Ik lag
in de finale van een koers aan de binnenzijde in het veld toen mijn
voorganger sprong. Ik stuurde niet goed en sloeg er finaal overheen.
Ik vloog door de lucht en kwam op mijn hoofd terecht, en had daarbij
de pech dat de baan hard bevroren was. Ik heb er lang gelegen, ze
konden geen brancard vinden en ook de ziekenauto liet verstek gaan.
In het ziekenhuis werd een hersenschudding geconstateerd. Ik was
er slecht aan toe, maar na een zestal dagen kreeg ik doodleuk te
horen dat ik naar huis mocht. Dat kan niet, het zit niet goed, moest
ik de artsen overtuigen. Toen hebben ze een foto gemaakt. Ze schrokken
enorm, er zat een scheur van zes centimeter in mijn schedel." "Daarna
is het steeds minder gegaan. Dat voelde ik ook, maar je wil het
blijven proberen. Ik had mijn sulky aangepast om zonder pijn te
kunnen rijden. Het zitje was een stukje naar rechts verschoven zodat
ik kon zitten, maar dat werkte niet. Ik begon langzaam maar zeker
met verlies te werken. Ik had altijd een middelgrote stal met een
stuk of twintig paarden, nooit veel meer. De successen bleven uit.
Toen heb ik besloten het spul over te dragen aan Mees Dapper." vertelt
Bram Nottelman. "Als ik dat ongeluk niet had gekregen, was ik nooit
zo snel gestopt. Dan sterf je in het harnas, stel je voor", mijmert
hij na.
Op de fiets
De relatie tussen Ton Blok en Bram Nottelman stamt uit de zestiger
jaren. Blok woonde in die tijd in IJmuiden, waar hij werkte in de
visafslag. Zijn grote passie was het hardlopen. Blok wilde graag
een draver hebben en kocht het paard Hos bij Nottelman. "Later kocht
ik nog een paard in Callantsoog. Ik kwam hem op de fiets ophalen.
Ze zullen wel gedacht hebben "dat kan nooit wat zijn, hij komt
op de fiets'", weet Ton. Hij kreeg kort daarna de tip het paard
bij Bram Nottelman te zetten en zowaar klikte het onmiddellijk tussen
de trainer en dat vreemde mannetje dat wekelijks helemaal op de
fiets vanuit IJmuiden naar het 50 kilometer noordelijker gelegen
St. Maartensbrug reed. "Dat stelde voor een sportman als Ton niets
voor. We hebben Ton nog Nederlands kampioen zien worden op de 800
meter", zegt Gré Nottelman. De training van en de wijze waarop Bram
Nottelman met de dieren omsprong sprak Blok aan. Bram Nottelman
wachtte lang met de paarden en kwam pas uit als ze konden winnen.
Voorts het rijden zonder zweep en de vele aandacht voor het voer.
Het zijn de dingen die Blok hedentendage nog steeds met succes in
de praktijk brengt. Natuurlijk heeft Bram de heldendaden van Yellowa
op de voet gevolgd. "Met een kritische kijk, hij zette er steeds
vraagtekens bij als Yellowa kort achter elkaar liep", vult Ton aan.
Dat het vak hem nog steeds niet loslaat, blijkt als Blok hem vertelt
dat het momenteel met de Rus Vstrechny niet erg vlot. "Probeer eens
een lap om het bit, misschien heeft hij pijn in de mond", luidt
het advies en wanneer we vertrekken inspecteert Bram Nottelman Bloks
zijn nieuwe veewagen zeer grondig. Komende zondag neemt de inmiddels
12-jarige Yellowa voor de laatste keer aan de Gouden Zweep deel.
Bram Nottelman geeft niet veel voor de kansen. "Veertig meter geven
is niet te doen", spreekt hij uit ervaring, maar Blok meldde - optimistisch
als hij altijd is - dat de vorm van de kleinzoon van Quicksilver
S weer optimaal is en dat niets onmogelijk is op Duindigt. Na zeven
mooie jaren gaan Yellowa en de Gouden Zweep voorgoed uit elkaar,
wie wordt zijn opvolger?
Douwe Frerichs
Het missende stukje...
Bram Nottelman laat zien waar er een stukje aan
zijn Gouden Zweep ontbreekt; een ingreep uit de oorlogsjaren.
Boven: Yellowa wint zijn derde Gouden Zweep in 1991.
Tweede wordt Zmanza Princess, voor Aty van de Lente en
Duchess Rider. Rechts loopt Vriend.
Yellowa werd door Ton Blok getraind en gereden
volgens de Nottelman-filosofie. De hengst zonder
checkbit en Blok zonder zweep.
Boven: Hier houdt Ton Blok wel een zweep vast, maar dat is
de echte Gouden Zweep tijdens de eronde in Groningen in 1990.
|